zondag 25 december 2016

Merry Christmas

 
 


Throwback Christmas picture with cousin Doreen underneath the Christmas tree. I'm not sure who the baby is...

woensdag 30 november 2016

Frederick Charles Brusten


Cousin Frederik (Freddie) Brusten was born in June 1916, in Wortley, Leeds in the United Kingdom as the first child of great-grand-uncle Jean Hyppolite Brusten and his English wife, Mary Constance Barlow. When the Great War was over, the family moved to Belgium, where an additional four children were born. Sadly, the youngest baby girl, Josephine, already died in 1929 at the age of 7 months.

Freddie was baptized early January 1920, when he was 3.5 years old. The baptism took place in St. Catherine's Church in the Southern part of Antwerp on the same day as that of his younger brother, Henri, who had been born about two weeks earlier just a few days before Christmas in 1919.

Freddie Brusten

Freddie married Joanna Peeters and started working as a fireman. His colleagues in the fire department included Julius Blockhuysen, Peter Cools and Frans Van Ranst.

Julius Blockhuysen and Peter Cools were both a few years older than Freddie as they had both been born in 1912. Both were natives from Antwerp, just like Frans Van Ranst who had been born in 1908.

During WWII, Julius Blockhuysen was active in the Belgian Resistance and participated in the Underground Press, as a result of which he was imprisoned in the night of March 18, 1942. Records show Julius entered the prisoner camp in Breendonk early October 1942. After staying a month there, he was deported to another camp. In September 1944, Julius was sent to the Natzweiler concentration camp in France. Eventually he died in the Vaihingen concentration camp in southern Germany, in March 1945.

Also Frans Van Ranst and Pieter Cools were active in the Resistance and were sent to the Breendonk camp at the same moment as Julius Blockhuysen, however, unlike Julius, they ended up in Mauthausen-Gusen, a camp aimed at exterminating inmates through heavy labour. Frans eventually died in Gusen on December 12, 1942 and Pieter died there three months later, on March 10, 1943.

 
Sign at the entrance of the Breendonk camp
"STOP! Who proceeds will be shot!"
 

Statue next to the Breendonk camp in Belgium
 
Just like his fellow firemen, also Freddie ended up in Breendonk. According to a declaration made by his commanding officer, the main reason for his arrest was that he had been collecting money to help out the families of his colleagues Julius, Peter and Frans. Helping out families of members of the Resistance was also considered to be a punishable crime. Upon arriving in the Breendonk camp, the hair of the inmates was shaved off and they had to stand up, facing the wall, for several hours without moving, as any movement resulted in a physical punishment like a severe beating. The conditions in the Breendonk camp were definitely horrible.
 
I'm not sure if the support that Freddie provided to the families of his colleagues was the sole reason for his imprisonment. Government issued documents state that Freddie was a member of the NKB (the National Royal Movement), which was an Underground organization active in Belgium during WWII.
 
Freddie entered the Breendonk camp on November 6, 1942 after he had spent a month in jail in Antwerp. He was already deported three days after his arrival to a concentration camp in Austria, on exactly the same day as Frans Van Ranst and Pieter Cools. In fact he arrived first in the main camp of Mauthausen on November 14, 1942 and was then sent to the Gusen camp on November 23, 1942.


Freddie's name on the Memorial wall at the Breendonk camp in Belgium
(picture by Patricia Brusten)
 
The heavy labour in the Mauthausen-Gusen camp included mining large quantities of granite in quarries. The camp mostly held political prisoners, many of them of Polish or Russian descent.
 
Freddie died in Gusen on April 28, 1943. According to information received from the Mauthausen Memorial the cause of death mentioned in the inmate death register was pleurisy, however, I was informed that the given cause of death not necessarily correlated with the actual cause of death.

After the war, a Firefighters Memorial was erected at a Fire Department building in the south of Antwerp. Freddie is listed as "A. Brusten". The reason for the first inital being "A" instead of "F" is probably due to some confusion at the time concerning his first name, since some documents refered to him as "Alfred" instead of "Frederik".


Firefighters Memorial in Antwerp mentioning the name of Frederik Brusten
(picture by Sven Brusten) 




 
*
 
*         *








Neef Frederik (Freddie) Brusten werd geboren in june 1916, in Wortley, Leeds in het Verenigd Koninkrijk als oudste kind van overgrootnonkel Jean Hyppolite Brusten en zijn Engelse echtgenote, Mary Constance Barlow. Na het einde van de Grote Oorlog, verhuisde de familie naar België, waar nog vier kinderen werden geboren. Tragisch genoeg overleed de jongste dochter, Josephine, reeds in 1929 op de leeftijd van amper 7 maanden.

Freddie werd begin januari 1920 gedoopt, toen hij 3,5 jaar oud was. Zijn doopsel vond plaats in de Sint-Catharina kerk in het zuiden van Antwerpen, op dezelfde dag als die van zijn jongere broer, Henri, die ongeveer twee weken eerder was geboren, net voor Kerstmis in 1919.

Freddie Brusten

Freddie huwde met Joanna Peeters en begon te werken als brandweerman. Zijn collega's in het brandweerkorps waren ondermeer Julius Blockhuysen, Peter Cools en Frans Van Ranst.

Julius Blockhuysen en Peter Cools waren beiden enkele jaren ouder dan Freddie vermits ze beiden geboren waren in 1912. Beiden waren geboren in Antwerpen, net als Frans Van Ranst die in 1908 was geboren.

Tijdens WOII, was Julius Blockhuysen actief in het Belgisch Verzet en werkte hij mee aan de ondergrondse pers, als gevolg waarvan hij in de nacht van 18 maart 1942 werd gevangen genomen. Documenten tonen dat Julius Julius in het gevangenenkamp van Breendonk terecht kwam begin oktober 1942. Nadat hij daar een maand had doorgebracht, werd hij gedeporteerd naar een ander kamp. In september 1944, werd Julius naar het Natzweiler concentratiekamp in Frankrijk gedeporteerd. Uiteindelijk overleed hij in het bijkamp te Vaihingen in het zuiden van Duitsland in maart 1945.

Ook Frans Van Ranst en Pieter Cools waren actief in het Verzet en werden naar het Breendonk kamp gestuurd op hetzelfde moment als Julius Blockhuysen, echter, in tegenstelling tot Julius, eindigden zij in Mauthausen-Gusen, een concentratiekamp dat gericht was op het elimineren van gevangenen door hard werk. Frans overleed in Gusen op 12 december 1942 en Pieter overleed er drie maanden later, op 10 maart 1943.

 
Bord aan de ingang van het Fort van Breendonk
 

Beeld naast het Fort van Breendonk
 
Net als zijn collega brandweermannen, belandde ook Freddie in Breendonk. Volgens een verklaring van zijn leidinggevende bestond de hoofdreden van zijn arrestatie erin dat hij geld had ingezameld om de families van zijn opgesloten collega's Julius, Peter en Frans te helpen. Het helpen van de familieleden van verzetsleden was echter een strafbaar feit. Bij aankomst in het Fort van Breendonk, werden de haren van de gevangenen afgeschoren en moesten ze uren rechtop staan, met hun gezicht naar de muur en zonder te bewegen. Elke beweging werd zwaar afgestraft met een fysieke straf zoals slagen. De omstandigheden in het Fort van Breendonk waren absoluut afschuwelijk.
 
Ik ben niet zeker of het feit dat Freddie geld had ingezameld voor de famlies van zijn collega's de enige reden was van zijn arrestatie. Uit documenten is gebleken dat Freddie een lid was van de NKB (de Nationale Koninklijke Beweging), dit was een verzetsbeweging die actief was in België tijdens WOII.
 
Freddie kwam binnen in het Fort van Breendonk op 6 november 1942 nadat hij een maand had doorgebracht in de gevangenis van Antwerpen. Hij werd reeds gedeporteerd drie dagen na aankomst naar een concentratiekamp in Oostenrijk, op precies dezelfde dag als Frans Van Ranst en Pieter Cools. In feite arriveerde hij eerst in het hoofdkamp van Mauthausen op 14 november 1942 en werd vervolgens naar het Gusen kamp gestuurd waar hij aankwam op 23 november 1942.


Freddie's naam op de herdenkingsmuur in het Fort van Breendonk
(foto door Patricia Brusten)
 
De zware arbeid in het Mauthausen-Gusen kamp omvatte het werken in granietmijnen. In het kamp zaten vooral politieke gevangenen, velen van hen afkomstig van Polen of Rusland.
 
Freddie overleed in Gusen op 28 april 1943. Volgens informatie ontvangen van het Mauthausen Memorial was de doodsoorzaak die is vermeld in het overlijdensregister van het kamp longontsteking, echter, er werd mij tevens medegedeeld dat de opgegeven doodsoorzaak niet noodzakelijk overeenstemde met de werkelijke doodsoorzaak.

Na de oorlog werd er in het zuiden van Antwerpen een herdenkingsmonument opgericht voor gesneuvelde brandweermannen. Freddie wordt vermeld als "A. Brusten". De reden waarom het eerste initiaal "A" is in plaats van "F" ligt vermoedelijk in het feit dat er toen enige verwarring bestond omtrent zijn voornaam, vermits sommige documenten naar hem verwezen als "Alfred" in plaats van "Frederik".


Monument voor gesneuvelde en omgekomen brandweermannen in Antwerpen
(foto door Sven Brusten) 




 

 

zaterdag 5 november 2016

Letter from the firing line - Great grand uncle Herbert Holgate (1915)

 
"Somewhere in France"
 
2nd of May 1915
 
 
Dear Friend,
 
 
You will remember I promised to write if I came out here. Well, after three weeks strenous labour, I find I have a few moments to spare. However I dare say I shall be able to interest you with an account of our (the Bramley Battery) travelling since leaving Hull. Well, we arrived in France after the voyage of 14 hours. It was my first experience of the sea, so you can guess I had a pretty rough time of it. After disembarking we entrained and after 24 hours journey across country, arrived at village No. 1 at 9 o'clock PM on April 14th.
 
From village No. 1 we went about 4 miles and then put up for the night. Next morning, April 15th, we marched about 3 miles to village No. 2 and stayed there for 4 days. It is generally understood that a battery has a period of rest before going to the fire line, but I can assure you we did more (physical) training than during our 8 and a half months training. Up in the morning at 5.30 grooming our horses etc. until 7.00. Then breakfast. "Fall in" again at 8.30 and then we went for a march of about 8 or 10 miles every man with his full accoutrement. It is no joke walking when one has been used to riding. However, we have gotten over it, I am sure everyone can see and feel that it has been to the benefit of the Battery.
 
Now from village No. 2 we have come to the firing line and after about a week of it I can safely say that it has not been half as hard as training. The other day we started  in proper order. Sent them (the Germans) a few shells just to let them know we had (2nd Battery) arrived. Where we are though it's practically dull. Just a shot or two every day. Of course it's not all on our side.
 
Just along the road is a crucifix with porch surrounding it, or rather was surrounding it. For, while the porch is practically battered to dust with German shell fire, the crucifix still remains with not even a scratch on it. It takes some believing but I can assure you it is not the only instance I have seen myself. Some people doubt such things, but if they could only see such things out here at the front they would study more about the deeper meaning of life and less about personal pleasure. It's surprising how it alters young men. Over here one realises  the value of a clear consience and a clean good life.
 
I could relate a good deal, but it will have to wait till another time, I am on telephone duty until 7.0 o'clock AM (May 3rd). I have been on since 7 o'clock this morning. We take it 24 hrs at a stretch. It's easy work except when firing, then there is a lot of running about.
 
I shall have to close now. Tea is just ready and I might say I am in good form for it. (Some big guns have just started firing the shells don't half make a noise as they come through the air) If you could spare a few moments to write to me, I should be very grateful, as no one knows how cheering it is to receive a letter from dear old Bramley.
 
                                I remain
                                 Yours sincerely
                                      Herbert Holgate
 
 
 




The above letter was written by great-grand uncle Herbert Holgate who was born in Bramley, Leeds in the United Kingdom in March 1895 to Christopher and Mary Holgate. Uncle Herbert's father, Christopher Holgate, was a Pudsey, Leeds native (°1861) just like his father Joseph Holgate (°1831). I learned that Herbert had a sister called Edith, who was born about 1899.

Herbert and Helena Holgate

Herbert returned safely to the United Kingdom where he married great-grand aunt Helena Brusten in 1919. Herbert and Helena had a daughter they named Doreen. Uncle Herbert died in December 1967, at the age of 72.
 
Herbert Holgate in 1958
 





*
*     *






 
"Ergens in Frankrijk"
 
2 mei 1915
 
 
Beste Vriend,
 
 
Je zal je herinneren dat ik heb beloofd je te schrijven wanneer ik hier zou aankomen. Wel, na drie weken hard werken, heb ik een beetje tijd gevonden. Ik durf te stellen dat ik je interesse zal kunnen opwekken met onze (de Bramley Batterij) reisavonturen sedert we zijn vertrokken uit Hull. Wel, we zijn aangekomen in Frankrijk na een reis van 14 uur. Het was mijn eerste kennismaking met de zee, dus je kan raden dat ik het redelijk zwaar heb gehad. Na het ontschepen en na 24 uur door het land te hebben gereisd, zijn we op 14 april om 9 uur 's avonds in dorp nr. 1 aangekomen.
 
Vanaf dorp nr. 1 gingen we ongeveer 4 mijl verder waar we stop hielden voor de nacht. De volgende ochtend, op 15 april, marcheerden we ongeveer 3 mijl tot dorp nr. 2 en daar bleven we gedurende 4 dagen. Het is wel bekend dat een Batterij een rustperiode nodig heeft alvorens zich naar de vuurlinie te begeven, maar ik kan je verzekeren dat we meer (fysieke) training hadden dan gedurende de 8 en een halve maand opleiding. Opstaan 's morgens om 5h30 om de paarden te verzorgen enz. tot 7h00. Dan ontbijt. Terug "invallen" om 8h30 en dan vertrokken we voor een mars van ongeveer 8 of 10 mijl, iedere man in volle uitrusting. Dat is geen grap, dat stappen als je gewoon bent van te rijden. Echter, we hebben ons erover gezet, ik ben er zeker van dat iedereen kan zien en voelen dat dit ten goede van de Batterij is.
 
Nu, vanaf dorp nr. 2 zijn we naar de vuurlinie getrokken en na ongeveer een week daar te hebben doorgebracht, kan ik gerust stellen dat het nog niet half zo zwaar is geweest als de training. We begonnen goed. We hebben er enkele granaten op afgevuurd (op de Duitsers) om te laten weten dat we waren aangekomen (de 2de Batterij). Waar wij ons bevinden is het echter bijna saai. Amper een of twee schoten per dag. Natuurlijk valt het niet altijd zo goed mee.
 
Net langs de weg staat een kruisbeeld in een beschutting, of beter: die stond er rond. Want, terwijl de beschutting zo goed als tot stof geslagen is door Duitse granaatinslagen, staat het kruisbeeld er nog steeds met geen enkele schram erop. Het vergt enig geloof, doch, ik kan je verzekeren, dat dit niet het enige voorval is dat ik zelf heb aanschouwd. Sommige mensen betwijfelen zulke dingen, maar als ze het eens zelf zouden kunnen zien hier aan het front, dan zouden ze meer nadenken over de diepere betekenis van het leven en minder over hun persoonlijk vertier. Het is verbazingwekkend hoe zulke dingen jonge mannen verandert. Hier besef je pas de waarde van een zuiver gemoed en een schoon en goed leven.
 
Ik zou nog veel meer kunnen uitweiden, maar dat zal moeten wachten tot een volgende keer, ik heb telefoondienst nu tot 7h00 uur 's morgens (3 mei). Ik ben op post sedert 7 uur deze ochtend. We doen 24 uur aan een stuk. Het is eenvoudig werk, behalve wanneer er wordt geschoten, dan wordt er veel rondgelopen.
 
Ik moet nu afsluiten. De thee is net klaar en ik kan wel stellen dat ik er klaar voor ben. (Enkele grote kanonnen zijn net beginnen vuren - de granaten maken amper geluid wanneer ze door de lucht vliegen). Ik zou erg dankbaar zijn als je enkele momenten zou kunnen vrijmaken om me terug te schrijven. Niemand weet hoe opmonterend het is om een brief te ontvangen uit het goede oude Bramley.
 
                                Ik verblijf,
                                 Hoogachtend
                                      Herbert Holgate
 
 
 




De bovenstaande brief werd geschreven door overgrootnonkel Herbert Holgate die werd geboren in Bramley, Leeds in het Verenigd Koninkrijk in maart 1895. Zijn ouders waren Christopher en Mary Holgate. De vader van Herbert, Christopher Holgate, was geboren in Pudsey, Leeds (°1861) net zoals diens vader Joseph Holgate (°1831). Ik ontdekte dat Herbert ook een zus had die Edith heette en die is geboren omstreeks 1899.

Herbert en Helena Holgate

Herbert keerde veilig terug naar het Verenigd Koninkrijk waar hij huwde met overgroottante Helena Brusten in 1919. Herbert en Helena hadden een dochter die ze Doreen noemden. Nonkel Herbert overleed in december 1967, op de leeftijd van 72 jaar.
 
Herbert Holgate in 1958
 

dinsdag 1 november 2016

Marcel & Julia



Marcel Brusten & Julia Verelst
 
The picture above of my great-grandparents Marcel and Julia I saw ever since I was a little child, as it was in my grandparents' living room. I always thought there was something glamorous about this picture... Regrettably great-grandpa Marcel died only a few months before I was born, but I do have some memories about my great-grandmother Julia, although by the time I was old enough to remember, she was already in her sick bed. I do remember visiting her when I was probably four or five years old.
 
This blog post is to tell a little bit of their story...
 
Marcel was born in the village of Bree in the Belgian province of Limburg in 1900 as the youngest of twelve children of Hendrik and Maria. When he was one and a half years old, the family moved to the village of Hoboken, just to the south of Antwerp.
 
By the time the Great War started, Marcel was 14 years old, which was too young to join the army. However, in September 1918 he voluntarily joined the Belgian army, after which he was first sent to the military training camp in Auvours, in the Sarthe department in France, located about 120 miles to the southwest of Paris. Subsequently, he was relocated to the instruction camp in the village of Eu in Normandy, which is west of the French city of Amiens. And finally, he went to Beverlo, near Leopoldsburg, in Belgium. I'm not sure great-grandpa Marcel actually took part in any of the final battles before the Armistice on November 11 of 1918.
 
Marcel Brusten
 
Great-grandmother Julia Verelst was born in 1905 as the third child of Joanna and Henri Verelst. Their first baby, Petrus, died four months before Julia was born at the age of almost 3 years old. Their second son, Jef, was a little more than a year old when Julia was born and before she had her second birthday, another brother was born in 1906 and he was called Frans.
 
During the Great War, in 1917 when Julia was 12 years old, Julia's mother, my great-great grandmother Joanna, was arrested by German soldiers for helping the Belgian army by smuggling mail for them. Joanna was taken to a work camp in Germany... In a 1918 postcard, Julia wrote to her mother:
 
Dearly beloved Mother,
 
I'm writing you this card in good health and I hope the same for you.
We received your card of July 14, 1918 and we read that you will be coming home in a few months.
Oh Mother, how we are longing for that day when we will finally live with peace.
Dear Mother, keep courage. The day of liberation is near and then the suffering will be over. You will be happy to receive a card from your daughter. I will close now. So a lot of courage Mother. See you later. Many kisses from far away from your little daughter.
100.000 kisses
Julia
 
Joanna did return home and lived to see her daughter getting married to Marcel, six years after the Great War ended. Shortly thereafter, Julia and Marcel had a baby girl they named Jeanne. In those days Marcel was making soccer balls for a living, a job he continued to practice for several years. In 1926, Marcel and Julia had a second child, which was my grandfather Henri Brusten.
 
Julia and Marcel with baby Henri (1926)
Marcel and Julia opened a bar, they called "In de vrijheid" ("In the freedom"). I think they chose that name as a remembrance of the end of the Great War or maybe of the freeing of Julia's mother, Joanna, who died in 1928.
 
From left to right: Marcel, Jeanne, Henri and Julia
This picture was taken in the 1930's,
probably while on vacation in the United Kingdom
Sadly, Marcel and Julia were of the generation of Belgians who lived to see two World Wars...
During WWII, Julia's younger brother Frans and his wife, were both killed when a V-bomb fell on the building they were in.
 
After WWII, Marcel started working with the border patrol in the harbour of Antwerp. Still later, he and his wife opened up a bar again in Antwerp which was later taken over by their daugther Jeanne. Eventually, great-grandpa Marcel and great-grandmother Julia both lived to become 81 years old.



Julia and Marcel







*
*     *








Marcel Brusten & Julia Verelst
 
De bovenstaande foto van mijn overgrootouders Marcel en Julia heb ik van kleins af aan in de woonkamer van mijn grootouders zien staan. Ik heb het altijd een erg stijlvolle foto gevonden... Jammer genoeg overleed overgrootvader Marcel enkele maanden voor ik werd geboren. Hem heb ik dus nooit ontmoet, maar ik heb nog wel herinneringen aan mijn overgrootmoeder Julia, ondanks het feit dat ze, tegen dat ik oud genoeg was om er iets van te herinneren, al ziek was. Ik herinner me nog bij haar op bezoek te zijn geweest toen ik vier of vijf jaar oud was.
 
Dit blogbericht is om wat meer te vertellen over hun verhaal...
 
Marcel werd geboren in het dorp Bree in de Belgische provincie Limburg in 1900 als de jongste van twaalf kinderen van Hendrik en Maria. Toen hij anderhalf jaar oud was, verhuisde de familie naar het dorp Hoboken, net ten zuiden van Antwerpen.
 
Toen de Grote Oorlog begon was Marcel 14 jaar oud, wat te jong was om bij het leger te gaan. Echter, in september 1918 ging hij vrijwillig bij het Belgisch leger, waarna hij eerst naar een militair trainingskamp werd gestuurd in Auvours, in het Sarthe department in Frankrijk, op ongeveer 200 kilometer ten zuidwesten van Parijs. Vervolgens ging hij naar het instructiekamp in Eu in Normandië, dat ten westen van de Franse stad Amiens gelegen is. En tenslotte ging hij naar Beverlo, nabij Leopoldsburg, in België. Ik ben niet zeker of overgrootvader Marcel in feite echt aan het front heeft meegevochten helemaal op het einde van de Grote Oorlog.
 
Marcel Brusten
 
Overgrootmoeder Julia Verelst werd geboren in 1905 als het derde kind van Joanna en Henri Verelst. Hun eerste baby, Petrus, overleed vier maanden voor Julia werd geboren, op de leeftijd van bijna drie jaar oud. Hun tweede zoon, Jef, was iets ouder dan één jaar wanneer Julia werd geboren en voor haar tweede verjaardag werd nog een broertje geboren in 1906 die Frans werd genoemd.
 
Tijdens de Grote Oorlog, in 1917 wanneer Julia 12 jaar oud was, werd haar moeder, Joanna, gearresteerd door Duitse soldaten omdat ze post had gesmokkeld voor het Belgisch leger. Joanna werd naar een werkkamp in Duitsland gevoerd... In een postkaart van 1918, schreef Julia aan haar moeder:
 
Teerbeminde Moeder,
 
Ik kom u een kaartje te schrijven in staat van goede gezondheid en ik hoop van u het zelfde.
Wij hebben uw kaartje van 14 juli 1918 ontvangen en hebben vernomen dat je binnen enkele maanden naar huis komt. O Moeder wat trachten wij naar die dag van afkomst dat wij gerust zullen leven. Lieve moeder schept goeden moed. Den dag van verlossing komt en dan is het lijden uit. Je zal blij zijn een kaartje van de dochtertje te ontvangen. Nu sluit ik mijn kaartje. Dus goede moed, Moeder. Tot weerziens. Vele kussen van ver.
Uw dochtertje.
100.000 kussen
Julia
 
Joanna keerde terug naar huis en zag haar dochter trouwen met Marcel, zes jaar na de Grote Oorlog. Kort daarna kregen Julia en Marcel een meisje dat ze Jeanne noemden. In die periode was Marcel voetbakmaker van beroep. In 1926 kregen Marcel en Julia een tweede kind, mijn grootvader Henri Brusten.
 
Julia en Marcel met baby Henri (1926)
Marcel en Julia openden een café die ze "In de vrijheid" noemden. Ik denk dat ze die naam kozen als herinnering aan het einde van de Grote Oorlog of misschien aan de vrijlating van Julia's moeder, Joanna, die overleed in 1928.
 
Van links naar rechts: Marcel, Jeanne, Henri en Julia
Deze foto werd genomen in de jaren 1930,
waarschijnlijk tijdens een vakantie in het Verenigd Koninkrijk.
Jammer genoeg waren Marcel en Julia van de generatie Belgen die twee wereldoorlogen meemaakten... Tijdens WOII, kwam de jongere broer van Julia, Frans, en diens echtgenote om wanneer er een V-bom op het gebouw viel waar ze zich in bevonden.
 
Na WOII, begon Marcel te werken als douanier in de haven van Antwerpen. Nog later openden hij en zijn vrouw opnieuw een café in Antwerpen die later werd overgenomen door hun dochter Jeanne. Uiteindelijk werden overgrootvader Marcel en overgrootmoder Julia allebei 81 jaar oud.



Julia en Marcel

zaterdag 8 oktober 2016

Great-grand aunt Marieke Brusten

Marieke Brusten

Great-grand aunt Marieke was born in 1879 in the Belgian village of Wijchmaal as the first daughter of Henri Brusten and Maria Jonkers.

I know that, at the beginning of the Great War, Marieke fled to the Netherlands. Since most of her siblings eventually ended up in England, my guess is that she moved over there as well.

She first married Herman Van de Venne who, in 1904, became a professor at the "Instituto Superior de Agronomia y Veterinaria" in Buenos Aires, Argentina. Two years later, in 1906, it was decided that there was no longer a need for the services of Herman and the co-operation was ended and Herman had to go and look for another job.



Extract from the Official Journal of Argentina (February 1906)

Later, Herman started working as a professor of Chemistry at the University of Montevideo in Uruguay. Both Buenos Aires and Montevideo are capital cities on opposite shores of the Rio de la Plata which forms part of the border between Argentina and Uruguay. Herman died in Montevideo from hepatitis, leaving behind his wife and their two children, Bertrand and Robert Van de Venne. I don't know exactly when he died, but it must have no earlier than 1915, since he published results of a scientific study in that year.

In a previous post I added pictures of Marieke with her sister Alice in Nice and Monte Carlo. Here is a picture of Marieke with two other sisters, Clothilde and Helene. I think this picture was taken in Belgium, but it could have been in England as well.

Three sisters (from left to right) Clothilde, Marieke and Helene

After the death of her first husband, Marieke got married to a barrister called Adolphe Stellfeld, a son of fur merchants. I was told that Adolphe was working in Antwerp, so my guess is that Adolphe and Marieke also lived in the Antwerp region.



Adolphe Stellfeld
Marieke Brusten
       
Eventually, Marieke didn't live to be very old as she died already in 1930, aged approximately 51.
Grave of Marieke Brusten in Antwerp (1930)
  
Robert Van de Venne married four years after Marieke had died, in 1934. I don't know what his wife's name was. On the below picture, taken at Robert's wedding day, Adolphe Stellfeld is holding the train of the brides' dress.


Wedding of Robert Van de Venne (1934)






*
*         *







Marieke Brusten


Overgroottante Marieke werd geboren in 1879 in het Belgische dorp Wijchmaal als de eerste dochter van Henri Brusten en Maria Jonkers.

Ik weet dat ze aan het begin van de Eerste Wereldoorlog naar Nederland is gevlucht. Aangezien de meeste van haar broers en zussen uiteindelijk in Engeland terecht kwamen, ga ik ervan uit dat ook zij uiteindelijk daar is gaan wonen.

Ze huwde eerst met een ingenieur, Herman Van de Venne, die in 1904 professor werd aan het "Instituto Superior de Agronomia y Veterinaria" in Buenos Aires, Argentinië. Twee jaar later, in 1906, werd beslist om de samenwerking met Herman stop te zetten, aangezien er "geen nood meer aan" was en Herman moest dus op zoek gaan naar een andere job.



Publicatie in het Argentijnse Staatsblad (februari 1906)

Vervolgens begon Herman te werken als professor chemie aan de universiteit van Montevideo in Uruguay. Zowel Buenos Aires als Montevideo zijn hoofdsteden aan tegenoverliggende oevers van de Rio de la Plata die een deel van de grens vormt tussen Argentinië en Uruguay. Herman overleed in Montevideo aan de gevolgen van hepatitis. Hij liet zijn vrouw en twee zonen, Bertrand en Robert Van de Venne, achter. Ik weet niet precies wanneer hij overleed maar vermoedelijk was het niet vroeger dan 1915, omdat er in 1915 nog een wetenschappelijke studie van Herman werd gepubliceerd.
In een eerder blogbericht toonde ik reeds foto's van Marieke met haar zus Alice in Nice en Monte Carlo. Hier is een foto van Marieke met twee andere zussen, Clothilde en Helene. Ik denk dat deze foto werd genomen in België, maar het zou ook wel in Engeland kunnen zijn.

Drie zussen (van links naar rechts) Clothilde, Marieke en Helene

Na het overlijden van haar eerste echtgenoot, hertrouwde Marieke met een advocaat, Adolphe Stellfeld, de zoon van bonthandelaars. Er werd me verteld dat Adolphe in Antwerpen werkte, en ik vermoed daarom dat Adolphe en Marieke ook in de Antwerspe regio woonden.



Adolphe Stellfeld

Marieke Brusten

Uiteindelijk werd Marieke niet erg oud, vermits ze reeds overleed in 1930, op de leeftijd van ongeveer 51 jaar. Ik heb aanwijzingen gevonden dat ze werd begraven op het Schoonselhof in Antwerpen. 
Graf van Marieke Brusten in Antwerpen (1930)
  
Robert Van de Venne huwde vier jaar na het overlijden van Marieke, in 1934. Ik weet nog niet wat de naam van zijn vrouw was. Op de onderstaande foto, genomen op Robert zijn trouwdag, heeft Adolphe Stellfeld de sleep van de jurk van de bruid vast.


Huwelijk van Robert Van de Venne (1934)




zaterdag 3 september 2016

Tracking down Aunt Regina - Part 3 : The Purple Heart Recipient and Living in Worcester, MA

Probably this is the last post in a trilogy on my great-grand aunt Regina Andreoli, as I don't expect to come across a lot of new information about her or the people around her anytime soon, looking at the amount of time I've been investing into searching for information about her.

First of all I'd like to share a picture of the monument on Chaplains Hill at Arlington Cemetery which mentions the name of William Contino who had lived in the same Boston residence as aunt Regina.



Also, there were still a few loose ends in my previous post concerning the Worcester residence of uncle Angelo. In terms of my investigative work I have been digging deeper in Worcester County deeds and maps and I came across a 1939 plot map showing the plots in Magnolia Park in Worcester. The Joseph Dame property was in Lamar Avenue - on this map indicated as number 13 (although the 1940 Census mentioned that Joseph and his family, as well as my great-grand uncle Angelo and his second wife Elizabeth, were living in number 8).




Also interesting is to see the name of Ms. Josephine Hervieux as the owner of the plot right next to it (number 10). I came across that name before when I was tracing back the ownership history of house no. 8 in Lamar Street. The house numbers seem to have shifted over time, which probably explains why I wasn't able to find a conveyance of property from Joseph and Alice Dame to Josephine Hervieux...

Digging deeper, I also found out that Joseph and Alice Dame bought their house in Lamar Avenue only in 1938. Since aunt Regina had already passed away in 1936 it seems unlikely that she also shared a residence with the Dame family at some point. Maybe Angelo and his second wife only moved in with the Dame family after they got married...

What I love about the 1940 Census record is that it also mentions the residence of every person on April 1, 1935. The Census shows that, in 1935, Angelo Andreoli was still living in Boston, while aunt Regina died the next year in Worcester.

Due to privacy related laws, it will take a number of years before more records will become publicly available. I hope at some point I will be able to obtain a copy of aunt Regina's death certificate. I'm glad I have been able to get a little bit of a view on her life. Growing up in a large family in Belgium and then fleeing her home country to England during the Great War to finally marry an Italian chef and move to the great city of Boston in the United States. And then she eventually died in Worcester. As she did travel back to Europe by ship on a few occasions, I think she must have missed her family. From the pictures I have seen of her and her husband, I think they did love each other a lot...


*
*       *


Allicht is dit het laatste artikeltje uit de trilogie betreffende overgroottante Regina Andreoli, vermits ik niet verwacht om in de nabije toekomst nog nieuwe informatie over haar te zullen vinden, rekening houdend met de tijd die ik reeds heb gespendeerd aan het zoeken naar informatie over haar leven.

Eerst en vooral deel ik graag een foto van het monument op Chaplains Hill in Arlington Cemetery dat de naam vermeld van William Contino die in Boston in dezelfde woning woonde als tante Regina.



Ook waren er nog enkele losse eindjes in mijn vorige bericht betreffende de woning van nonkel Angelo in Worcester. Daarom heb ik toch nog eens dieper gegraven in de Worcester County akten en kaarten en daarbij heb ik een plot map van 1939 gevonden waarop de percelen van Magnolia Park in Worcester te zien zijn. De eigendom van Joseph Dame was in Lamar Avenue - op bovenstaande map aangeduid met nummer 13 (hoewel de 1940 Census vermeld dat Joseph en zijn familie, evenals overgrootnonkel Angelo en zijn tweede echtgenote Elizabeth, in nummer 8 woonden).


Angelo and Regina

Ook interessant is om de naam van Josephine Hervieux terug te vinden als de eigenares van het naburig pand (nummer 10). Ik had haar naam reeds eerder tegengekomen toen ik de eigendomstitel van huis nummer 8 in Lamar Avenue terug traceerde. Het feit dat de huisnummers blijkbaar door de jaren heen verschoven zijn verklaart allicht waarom ik geen overdracht van eigendom kon vinden van Joseph en Alice Dame naar Josephine Hervieux...

Ik ontdekte ook nog dat Joseph en Alice Dame hun woning in Lamar Street pas in 1938 kochten. Aangezien tante Regina reeds was overleden in 1936 lijkt het onwaarschijnlijk dat ze op een gegeven ogenblik een woning heeft gedeeld met de Dame familie. Misschien is Angelo en zijn tweede echtgenote slechts ingetrokken bij de Dame family nadat ze waren getrouwd...

Wat fijn is aan de 1940 Census is dat die ook de woning van elke persoon vermeld op 1 april 1935. De 1940 Census toont dat Angelo Andreoli in 1935 nog in Boston woonde, terwijl tante Regina het volgende jaar overleed in Worcester.

Omwille van privacy wetgeving zal het nog verscheidene jaren duren voor er meer akten publiek beschikbaar zullen worden. Ik hoop in elk geval ooit nog een kopie van tante Regina haar overlijdensakte te kunnen bekomen. Ik wel blij dat ik toch een beetje een kijk heb gekregen op haar leven. Opgroeien in een grote familie in België en dan moeten vluchten naar Engeland tijdens de Grote Oorlog om uiteindelijk te trouwen met een Italiaanse kok en te verhuizen naar de grote stad Boston in Amerika. En dan overleed ze uiteindelijk in Worcester. Vermits ze per schip enkele malen terug reisde naar Europe denk ik dat ze haar familie wel gemist moet hebben. Uit de foto's die ik heb gezien van haar en haar man meen ik wel te mogen besluiten dat ze veel om elkaar gaven...

dinsdag 16 augustus 2016

Great-grand uncle Maurice and the Olympic Games (1920)


The first Olympic Games to be held after the Great War were organized in Antwerp, Belgium in 1920. During those Olympic Games, also art competitions were organized in five different categories: architecture, literature, music, painting and sculpture. These art competitions did make part of the Olympic Games from 1912 to 1948. Great-grand uncle Maurice Van Bladel (using his writer's name Maurice Bladel) participated in the Olympic literature competition in 1920 and won a bronze medal for his poem "La louange des Dieux". Translated into English this means "The praise of the Gods". I have not yet been able to find a copy of this poem.
 
The winner of the Gold Medal was Italian poet Raniero Nicolai with his "Canzoni Olimpioniche" (Olympic songs), while the silver medalist was the British writer Sir Theodore Andrea Cook with "Olympic Games of Antwerp". In 1912, the "father" of the modern Olympics and founder of the International Olympic Committee, Pierre de Coubertin, actually also participated in the Olympic literature competition using psuedonyms Georges Hohrod and Martin Eschbach and he won the gold medal for his poem "Ode to Sport". I wonder if Pierre de Coubertin read the poem written by Maurice Bladel...
 

Maurice Bladel
 
 
De eerste Olympische Spelen die werden georganiseerd na de Grote Oorlog vonden plaats in Antwerpen, België in 1920. Tijdens deze Olympische Spelen, werden ook kunstwedstrijden georganiseerd in vijf verschillende categorieën: architectuur, literatuur, muziek, schilderkunst en beeldhouwkunst. Deze kunstcategorieën maakten deel uit van de Olympische Spelen van 1912 tot 1948. Overgrootnonkel Maurice Van Bladel nam deel (onder zijn schrijversnaam Maurice Bladel) in de Olympische literatuurwedstrijd in 1920 en won een bronzen medaille voor zijn gedicht "La louange des Dieux". Vertaald in het Nederlands "Prijs van de Goden". Ik heb nog geen kopie van dit gedicht kunnen vinden.
 
 
De winnaar van de gouden medaille was de Italiaanse dichter Raniero Nicolai met zijn "Canzoni Olimpioniche" (Olympische liederen), terwijl de zilveren medaillewinnaar de Britse schrijver Sir Theodore Andrea Cook was met "Olympic Games of Antwerp". In 1912 nam de "vader" van de moderne Olympische Spelen en de oprichter van het Internationaal Olympisch Comité, Pierre de Coubertin, ook deel aan de Olympische literatuurwedstrijd. Daarbij gebruikte hij de psuedoniemen Georges Hohrod en Martin Eschbach en hij won de gouden medaille voor zijn gedicht "Ode to Sport". Ik vraag me af of Pierre de Coubertin acht jaar later ook het gedicht van Maurice Bladel heeft gelezen...

zaterdag 16 juli 2016

Aunt Alice and Aunt Marieke in Nice and Monte Carlo (1924)

Alice and Marieke Brusten in Nice, France

Aunt Alice did sing in the Monte Carlo opera in Monaco, but she also did spend some time with one of her sisters, Aunt Marieke in the south of France. These pictures were taken in March 1924, during the interbellum, when they were together in Nice and in Monte Carlo...
 
Alice and Marieke Brusten in Monte Carlo, Monaco
 
Tante Alice zong in de opera van Monte Carlo in Monaco, maar ze bracht ook tijd door met één van haar zussen, tante Marieke, in het zuiden van Frankrijk. Deze foto's werden genomen in Maart 1924, tijdens het interbellum, wanneer ze samen in Nice en in Monte Carlo waren...


vrijdag 1 juli 2016

Priest Jozef Brusten

 
For a long time I wanted to dedicate an additional blog post to Priest Jozef Brusten. After all I have learned about him, I think it's safe to conclude that this was a righteous man who lived to help and serve others. His story is an emotional one to tell... 
 
Some additional pictures and information about Jozef can be found here.

 

While the previous post already mentioned the different prisoner camps to which Jozef was taken during WWII, I wanted to share some more background on the reasons of his arrest and the conditions he had to endure during his imprisonment...

The reason why Jozef had been arrested was because someone had informed the Gestapo that Jozef had helped a Jewish man to hide from the nazi's. After being kept for a while in the prison of Liège, Jozef was deported, together with eighteen other prisoners to Grob Strehlitz (now Strzelce Opolskie in Poland). There he had to conduct really hard labour like building barracks and working in the quarries while he was beaten on a daily basis by the guards who were often German prisoners also carrying an inmate number on their backs. The beatings were so severe that numerous prisoners were beaten to death on a daily basis.

The transport to the concentration camp Grob Rosen in 1944 happened by train. Of the aproximately one thousand men that were put on that train, eight hundred never returned home. When Grob Rosen was cleared, Jozef was transported again, this time with approximately four thousand other men, to the Nordhausen concentration camp in horrific circumstances. The transport took four days and none of the prisoners received anything to eat or drink. By the time the train arrived, about two thousand people had died...

In Nordhausen, many prisoners were executed by shooting them or by letting them starve to death. Nordhausen was deliberated by the 104th "Timberwolf" U.S. Infantry Division after Private John Galione had found a secret tunnel. Amongst the few surviving prisoners was Jozef, however, he only lived for two more years as he died on August 5, 1947. No doubt the horrors he had endured in the two years of his captivity had demanded too much of his health...



*
*      *
*



Reeds geruime tijd wou ik nog eens een blogbericht wijden aan Priester Jozef Brusten. Na alles wat ik van die man heb geleerd is het volgens mij correct om te stellen dat dit een oprechte man was die anderen wou helpen en dienen. Zijn verhaal is dan ook erg emotioneel...

Enkele bijkomende foto's van Jozef kunnen hier worden gevonden.


 

Terwijl het vorige bericht al melding maakte van de verschillende gevangenenkampen waar Jozef werd naartoe gebracht tijdens WOII, wou ik nu meer informatie delen betreffende de reden van zijn aanhouding en de omstandigheden waarin hij zich bevond gedurende zijn gevangenschap...

De reden waarom Jozef werd aangehouden was omdat iemand de Gestapo had ingelicht over het feit dat Jozef een Joodse man had helpen onderduiken voor de nazi's. Nadat hij een tijd in de gevangenis van Luik was vastgehouden, werd Jozef gedeporteerd samen met achttien medegevangenen naar Gross Strehlitz. Daar moest hij bijzonder zware arbeid verrichten zoals het bouwen van barakken en het werken in steengroeven, terwijl hij dagelijks werd geslagen door de bewakers die vaak zelf Duitse gevangenen waren met een gevangenennummer op hun rug. De slagen waren zo ernstig dat er dagelijks verscheidene gevangenen aan bezweken.

Het transport naar het concentratiekamp Gross Rosen in 1944 gebeurde per trein. Van de ongeveer duizend mannen die op die trein werden gezet, kwamen er achthonderd nooit meer terug.

Wanneer Gross Rosen werd ontruimd, werd Jozef in afschuwelijke omstandigheden opnieuw getransporteerd, deze keer met ongeveer vierduizend medegevangenen, naar het concentratiekamp in Nordhausen. Het transport duurde vier dagen zonder dat de gevangenen eten of drinken kregen. Bij aankomst waren er ongeveer tweeduizend gevangenen overleden...

In Nordhausen werden veel gevangenen geëxecuteerd met de kogel of omgebracht door ze te laten uithongeren. Nordhausen werd bevrijd door de 104ste "Timberwolf" infanteriedivisie van het Amerikaans leger, nadat een soldaat, John Galione, een geheime tunnel had ontdekt. Onder de weinig overlevende gevangenen bevond zich ook Priester Jozef. Hij leefde echter nog maar twee jaar vermits hij overleed op 5 augustus 1947. Ongetwijfeld hadden de onmenselijke omstandigheden die hij gedurende twee jaar had moeten doorstaan teveel van zijn gezondheid geëist...